Inleiding

Veilig netwerk

Neurotoxische effecten

Hoor/wederhoor

Betrokken partijen

Stellingen

Nader Onderzoek

Contact / redactie

Introduktie: Hoe komt wetenschappelijke kennis gewoonlijk tot stand?
 
In de totstandkoming van wetenschappelijke kennis zijn de volgende fasen te onderscheiden:
1) Op basis van een incident of een toevallige gebeurtenis (serendipideit) doet men een waarneming die geen logisch gevolg lijkt te zijn van bestaande kennis (voorbeeld: Fleming konstateert dat rondom een toevallige ontstane schimmelinfectie op een agarplaat bacterien niet meer groeien)
2) Op basis van deze incidentele waarneming worden 1 of meer (voorlopige) werkhypotheses geformuleerd (in het geval van Fleming: "op een of andere wijze remt de schimmel de bacterie-groei")
3) Vervolgens doet men een reeks experimenten om deze waarneming van meer substantie te voorzien (inductieve benadering: het verzamelen van zoveel mogelijk relevante gegevens)
4) Op basis van deze nadere experimenten wordt een meer preciese hypothese geformuleerd (in het geval van Fleming: "de schimmel scheidt een bacterie-remmende stof uit"). Vanaf nu ligt de nadruk op een deductieve benadering (falsificatie)
5) Als de hypothese voldoende relevantie heeft, zullen wereldwijd meerdere onderzoeksgroepen trachten deze hypothese te falsificeren (aan te tonen dat dit niet zo is door een groot aantal controle-experimenten op te zetten), en eventueel de hypothese nog verder te preciseren (in het geval van Fleming: "de schimmel scheidt een stof met de chemische struktuur van penicilline")
6) wanneer men alle mogelijke experimenten heeft gedaan om de hypothese te falsificeren - en de hypothese blijft desalmiettemin  overeind staan - wordt de hypothese als "kennis" aanvaard en komt in een tekstboek terecht, en wordt eventueel toegepast (penicilline heeft het leven van miljoenen mensen gered).
 
Hoe is dit gegaan bij gezonheidseffecten van electromagnetische straling in het gigaherz gebied?
 
In het geval van gezondheids-risicos van electromagnetische straling in het gigaherz gebied is deze normale wetenschappelijke gang van zaken maar ten dele gevolgd. In de praktijk is men al geruime tiijd bij fase 4-5 blijven hangen. Gezondheidsinstanties doen geen enkele moeite om hun werkhypotheses (bijvoorbeeld  dat de neurologische klachten allemaal psychisch zijn) te falsificeren, en bedrijven daardoor wetenschap op het niveau van de 18e en 19e eeuw.
 
1) Het onstaan van anekdotisch materiaal: militairen die op radarstations werken geven aan vaak last van hoofdpijn te hebben (USA, 40er jaren). Ook als men verkennende studies doet in hoeverre straling in het Gigaherz gebied voor therapeutische doeleinden wordt gebruikt blijkt bij langdurige blootstelling hoofdpijn te ontstaan (Schliephake, 1932). Vanaf begin 21e eeuw rapporteren omwonenden van zendmasten dat zij na plaatsing last van hoofdpijn hebben gekregen, en dat deze verdwijnt wanneer zij enige tijd elders verblijven, bijv in een vakantiehuis. Groepen artsen bevestigen deze bevindingen.
2) de voorlopige werkhypothese op basis van dit anekdotische materiaal is dat er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid van zenders in het gigaherz frequeniegebied in de nabije omgeving en het (op termijn) optreden van hoofdpijn.
3) deze werkhypothese wordt in eerste instantie getest door de uitvoering van epidemiologische studies, zowel bij personeel van radarstations als bij omwonenden van zendmasten. Uit deze epidemiologische studies komt deze korrelatie ook weer naar voren (in andere woorden: de werkhypothese staat nog overeind).
4) op basis van deze epidemiologische studies ontstaan twee konkurrerende - en meer gepreciseerde - hypotheses: hypothese i) er is een causaal verband tussen de mate van chronische stralingsbelasting in het gigaherzgebied en het optreden van hoofdpijn bij een deel van de bevolking; hypothese ii) mensen hebben angst voor de zendinstallaties, en door deze angst krijgen een deel van hen hoofdpijn.
5) het is duidelijk dat hypothese ii) gefalsificeerd zou kunnen worden door een dubbelblind onderzoek te doen waarbij de ene groep proefpersonen chronisch (meerdere maanden, minstens 14 uur per dag, ook gedurende de slaap) wordt blootgesteld  aan de straling van een in gebruik zijnde zendinstallatie voor GSM of UMTS (met een sterkte van bijvoorbeeld 10 000 microwatt per m2), en de andere groep proefpersonen niet. Een dergelijk experiment is relatief eenvoudig op te zetten met stalen containerwoningen met (zwart geverfd) fijnmazig gaas voor de ramen: bij de ene groep is dit gaas van plastic (houdt geen straling tegen), en in de controle groep van metaal  (houdt 99.9% van de straling tegen). Dit onderzoek is niet onethisch: immers worden momenteel tienduizenden Nederlanders in hun woningen al chronisch aan dit soort stralingsniveaus blootgesteld, en is het een factor 1000 onder de huidige normen.
6) zolang bovengenoemd type dubbelblind onderzoek niet is uitgevoerd (en een aanzienlijk deel van de betrokkenen nog steeds de hypothese ii) hanteert) is er geen sprake van algemeen aanvaarde kennis, en blijft de huidige patstelling in stand.
 
Deze patstelling is in onze ogen de verantwoordelijke overheidsorganen volledig aan te rekenen: een goede wetenschapper zal immers proberen zijn eigen hypothese te falsificeren; als het even kan nog voordat hij of zij deze hypothese publiek maakt: anders kan dit ten kosten gaan van je eigen reputatie als wetenschapper. In principe zou het dus logisch zijn dat instanties die hypothese ii) aanhangen (de GGD, de gezondheidsraad, het antenne-bureau) het hierboven beschreven dubbelblinde onderzoek zouden laten uitvoeren, of althans er bij het minsterie van volksgezondheid op aan zouden dringen om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren. Om onduidelijke redenen gebeurt dit echter niet: geen van de vijf onderzoeken die momenteel in Nederland uitgevoerd wordt is er op gericht om hypothese ii te falsificeren: hypothese ii wordt door hen klakkeloos als kennis geaccepteerd, en zij richten hun inspanningen daarom op het bestriden van de 'onrust' onder de bevolking.
 
Van de tot dusverre uitgevoerde onderzoeken (het COFAM onderzoek en het Zwitserse onderzoek) is het overigens onduidelijk waar de werkhypothese (die kennelijk was: "een blootstelling van 30-45 minuten veroorzaakt neurologische klachten") op gebaseerd was: bij ons beste weten kwamen alle aanwijzingen voor neurologische klachten dan wel van mensen die beroepsmating 5-10 uur per dag worden blootgesteld aan straling (bijvoorbeeld personeel van radarstations) dan wel van omwonenden van zendmasten (15 uur of meer per dag blootstelling). En dat maanden- of jaren-lang.